Alles stroomt, niets blijft

De telefoon gaat, Frits verschijnt op het scherm. L. neemt de telefoon niet op en bromt: “Nu geen tijd voor slap gelul.” Na twee flinke happen brood met een slok koffie te hebben opgelost staat hij op, trekt een jas aan, hangt een tas over zijn rechterschouder, controleert de binnenzak van de jas op de aanwezigheid van een portefeuille, controleert de portefeuille op de aanwezigheid van één stempas. De portefeuille gaat terug in de jas, de voordeur gaat open, de voordeur gaat dicht, L. stapt op een fiets en trapt richting de binnenstad. 

Bij Park Welgelegen, welgelegen langs de route naar de binnenstad, is een stembureau. Hier stapt L. van de fiets, kijk wat rond om vervolgens het bureau binnen te gaan. Hij wordt ontvangen door een oudere man met rode bril, plusminus vijfenzestig plus, die L., na het uitstallen van de stempas, van een stembiljet voorziet en een hokje wijst. In het hokje doet L. de ogen dicht, met ronddraaiende gebaren beweegt hij de handen over het biljet. Dan houdt hij stil om vervolgens, ogen gesloten, een vinger te laten vallen op de nummer 14 van lijst 6. L. kleurt het hokje rood, vouwt het biljet en verlaat het stemhokje. De oudere man met rode bril wijst hem op de kliko. L. schuift zijn biljet er in. De telefoon gaat, Frits belt, maar hij neemt niet op en bromt: “Nu geen tijd voor die lul.” 

L. verlaat het stembureau, stapt op de fiets en trapt verder richting de binnenstad. Even later loopt hij, met fiets aan de hand, over een promenade met winkels en terrasjes. Het is druk. Aanwezig volk loopt met plastieken tasjes de winkels in en uit. Een straatartiest tracht “De blauwe Donau” te spelen met een accordeon. Een zwerver deelt rozen uit, op de terrasjes wordt rosé en bier gedronken. 

Eenmaal in de binnenstad luistert L. naar een lezing. Naast de orator staan twee foto’s van dezelfde boekenwinkel, honderd jaar na elkaar genomen. “Oorlogen, wijkbranden, revoltes, natuurrampen” zegt de orator “maar het boekenwinkeltje bestaat nog.” Zij neemt een slok water en gaat verder: “Het winkeltje heeft door pogroms eigenaren en klanten verloren, een enkeling keerde terug, net als de boeken die komen en gaan”. Ze kijkt streng over het katheter, recht in de ogen van L. en zegt: “Maar het winkeltje, het boekenwinkeltje, ja, het is er nog!” De orator sluit af met een citaat: 

I back from the glass
boy again
Leaving small mean O
of small mean mouth
Hand burn
for a stone, a bomb,
to shiver down the glass
Nothing’s changed

Thuis zet L., na het eten, de televisie aan. De journalisten op het scherm spreken van historische overwinningen en nederlagen, omslag en verandering. Een politicus vraagt zijn toehoorders wat ze willen, in koor scanderen zij: “Minder! Minder! Minder!” De politicus antwoordt met een simpel “Gaan we regelen”. Zijn publiek raakt in extase. L. zet de televisie uit. Frits belt. “Lul,” bromt L. Hij zet zijn telefoon uit en gaat naar bed. 

Na twee flinke happen brood met een slok koffie te hebben opgelost trekt L. een jas aan, hangt een tas over de rechterschouder, controleert de binnenzak van zijn jas op de aanwezigheid van een portefeuille. De voordeur gaat open, de voordeur gaat dicht, L. stapt op een fiets en trapt richting de binnenstad. Na het passeren van Park Welgelegen loopt hij niet veel later, met fiets aan de hand, over de promenade met winkels en terrasjes. Het is druk. Aanwezig volk loopt met plastieken tasjes de winkels in en uit. Een straatartiest tracht “De Blauwe Donau” te spelen met een accordeon. Een zwerver deel rozen uit, op de terrasjes wordt rosé en bier gedronken. Frits belt. L. houdt stil en neemt op. Frits vertelt hem dat de wereld verandert. Lul.