Vreemd, maar vooral heel erg kut

Ben je kwijt
'k ben je kwijt
En ik voel niet wie ik ben
Ben je kwijt
'k ben je kwijt
Ik moet verder en ontken

Voor de zoveelste keer loop ik met mijn vrouw het gebouw binnen. Elke keer weer valt het me op dat alles gericht is op efficiëntie. De gemaakte huiselijke sfeer komt net zo authentiek over als Wilders in een moskee.

Je kust me, je sust me.
Omhelst me, gerust me.
Je vangt me, verlangt me.
Oneindig ontbangt me
Je roept me, je hoort me.
Je redt en verstoort me.
Geloof me, beroof me.
Verstikt en verdoof me.
Je ademt en leeft me.
Siddert en beeft me.
Vertrouwt me, beschouwt me
Als mens en weerhoudt me
Van bozige dromen
Die op komen dagen
De eenzame vragen
Van eindig geluk.

Links hoor ik iemand huilen. Het is niet te horen of het een man of een vrouw is. Er wordt sussend tegen de geëmotioneerde persoon gepraat. Rechts hoor ik een man schreeuwen dat de zon op dit moment niet zou schijnen. Een blik door het vieze raam laat zien dat de man geen gelijk heeft.

Even verderop zie ik mijn moeder de hoek om komen. Ze schuifelt, zoals altijd, en mompelt wat onverstaanbaars. Wederom realiseer ik me dat ze eigenlijk best klein en breekbaar is. Terwijl het beeld in mijn hoofd toch heel anders is.

Als ik huilde, of bang was
Of stierf van de kou
Kon ik schuilen bij jou

Voorzichtig probeer ik haar aandacht te trekken, maar ze heeft er vandaag geen zin in. Waarschijnlijk is ze moe van het vele lopen. Terwijl ik in het schrift kijk wie er op bezoek is geweest, loopt mijn vrouw een rondje met mijn moeder. Zo goed als zij met haar om kan gaan, zo slecht kan ik tegen deze ellende.

Ik lees dat mijn vader en zus weer langs zijn geweest. Blijkbaar wordt mijn moeder steeds sneller moe en heeft ze meer en meer last van depressieve buien. Erg jammer, aangezien ze vroeger zo vrolijk kon zijn.

Met je krullen als nacht
Hoe je praat hoe je lacht
Hoe je stem zo dichtbij
Als een engel verzacht
In mijn dromen doorstromen
Oneindige leegte
Je remt me, je temt me
Je roert en beweegt me
Ik mis je, ik mis je
Ik grijp je, ik gris je
Ik wil je, bespeel je
Ik roer en beveel je
Om bij me te blijven
In donkere nachten
Om niet meer te smachten
Naar jou
Laat me los

Ik hoor mijn vrouw en moeder aankomen en sluit aan bij de roedel schuifelaars. "Een rustig nummer zou wel op z'n plaats zijn," denk ik cynisch. Ik informeer bij de verpleging naar de status van mijn moeders medicatie en hoe ze het doet. De verplegers geven zakelijk antwoord op mijn vragen, maar hebben eigenlijk geen enkel idee.

Ondertussen heeft mijn moeder wat energie gevonden op een vergeten plekje en grapt en lacht met mijn vrouw. Mooi om te zien dat wie ze ooit was nog ergens verstopt zit. Dokter Alzheimer heeft zijn werk nog niet helemaal gedaan.

Ik kus je, ik sus je
Ik doof en ik blus je
Je blijft heel dicht bij me
Maar in mijn hoofd rust je

Vreemd is het. Rouwen om iemand die wel weg is, maar nog steeds bestaat. Iemand wie jij wel kan aanraken, maar die nooit meer zal reageren. Die voor altijd weg is, maar die je nog steeds regelmatig ziet.

Vreemd, maar vooral heel erg kut.