Historisch: Monza

De vijftiende Grand Prix van dit seizoen vindt komende zondag plaats op het Autodromo Nazionale Monza. De Italiaanse Grand Prix betekent ieder jaar weer een duik in de geschiedenis. Geen enkel circuit heeft zoveel officiële Formule 1-races gezien als Monza, en op weinig circuits zijn zoveel records gevestigd en hebben zich zoveel drama's voltrokken als op La Pista Magica.

Monza is in 1922 binnen drie maanden gebouwd en was pas het derde permanente racecircuit ter wereld, na de beroemde banen van Indianapolis en Brooklands. In hetzelfde jaar werd al de eerste Italiaanse Grand Prix verreden, ook toen al in de eerste helft van september. Het circuit was toen tien kilometer lang en een vreemde combinatie van de huidige wegbaan en een ovaal zonder kombochten. De ovaal is pas in 1955 opnieuw gebouwd, mèt kombochten, waardoor een razendsnel circuit ontstond waar vele snelheidsrecords zijn neergezet.

Die kombochten zijn waarschijnlijk het beroemdste gedeelte van Monza. Ze zijn nog steeds terug te vinden, vervallen en overwoekerd met planten en gras en een bedevaartsoord voor racefans. De Formule 1 heeft slechts een paar jaar van de beroemde kombaan gebruik gemaakt, omdat de veiligheid al snel in het geding kwam. In 1961 werd voor het laatst op de kombochten gereden, het jaar dat de veelbelovende coureur Wolfgang von Trips in botsing kwam met Jim Clark en over de kop sloeg. De Duitser kwam om het leven, evenals dertien toeschouwers.

Een van de beroemdste races op Monza was de Italiaanse Grand Prix van 1971. De baan had grotendeels de huidige layout, maar zonder chicanes: enkel brede rechte stukken asfalt, onderbroken door vijf snelle bochten. Met een gemiddelde snelheid van meer dan 240 km/h joegen mannen als Peter Gethin, Ronnie Peterson en François Cevert elkaar op. De race kende 25 officiële wisselingen in de koppositie en de marge die de uiteindelijke winnaar Gethin op zijn achtervolgers had, is tot de dag van vandaag de kleinste uit de geschiedenis: 0,010 seconden, met de top vijf binnen zes tienden van een seconde van de leider.

In 1957 en 1958 was Monza het strijdtoneel van twee vreemde races: The Races of Two Worlds. Tien Indycars gingen de strijd aan met tien Formule 1-wagens, waarbij alle wagens werden aangepast om de wedstrijd zo eerlijk mogelijk te maken. Terwijl de Europese coureurs massaal werden bedwelmd door de lucht van de gebruikte brandstof, methanol, en moesten opgeven, wonnen de Amerikanen beide races.

In 1979 onderging de baan een grootscheepse metamorfose. Het jaar ervoor was na een massale startcrash de populaire Zweed Ronnie Peterson om het leven gekomen en de Italianen besloten om de snelheid uit het circuit te halen door het bouwen van drie chicanes. Halverwege de jaren negentig werden de rechte stukken smaller gemaakt en voor de Grand Prix van 2000 werd de eerste chicane ingrijpend veranderd om het grote aantal startcrashes aldaar te verminderen. Tragisch genoeg kwam in datzelfde jaar een marshall om het leven bij een crash in de tweede chicane, toen hij geraakt werd door een wiel van Pedro de la Rosa's wagen.

Ondanks alle aanpassingen en veiligheidsvoorzieningen blijft Monza een baan met karakter. De races zijn snel en vaak spectaculair en de coureurs rijden meer dan driekwart van het circuit volgas. Zodra de finishvlag is gevallen, is het rechte stuk een mierenhoop van fans die door de hekken heen breken om maar zo dicht mogelijk bij het podium te komen. Zondag zullen we zien of de tifosi mogen juichen voor het veertigste Monza-podium met een Ferraricoureur.