Historisch: Eddie Cheever

Scott Speed is komend seizoen de eerste Amerikaan die in de koningsklasse van de autosport meestrijdt sinds Michael Andretti dertien jaar geleden met de staart tussen de benen afdroop en terugkeerde naar de Indycars. Autosport is een belangrijke sport in de Verenigde Staten en daarom is het opmerkelijk dat er gedurende de vijfenvijftig Formule 1-seizoenen opvallend weinig Amerikaanse coureurs de stap naar deze klasse hebben gemaakt en er slechts twee Amerikanen een wereldkampioenschap hebben gewonnen.

De link tussen Indycar en Formule 1 is altijd duidelijk aanwezig geweest. Bijna alle Amerikaanse coureurs die in de Formule 1 zijn uitgekomen, waren afkomstig uit de Indycarklasses, maar een paar mannen kozen een andere weg: via Formule 1 naar de Amerikaanse single seaters. Eddie Cheever was een van die coureurs.

Dat Eddie McKay Cheever Jr. deze route koos in zijn carrière is makkelijk te verklaren. Cheever werd dan wel in de Verenigde Staten geboren, maar groeide op in de Italiaanse hoofdstad Rome en werd op zijn achtste jaar gegrepen door het racevirus tijdens een Grand Prix op Monza. Op zijn tiende zat hij in een kart en was vijf jaar later Europees kampioen. Nog eens vijf jaar later maakte hij zijn debuut in de Formule 1, tijdens de Argentijnse Grand Prix van 1978.

Hij maakte echter een valse start in de topklasse van de autosport. Pas in zijn derde Grand Prix-weekend wist Cheever zich te kwalificeren voor een race en stond al na acht rondes naast de baan met een mechanisch defect. Hij keerde terug naar de Formule 2, maar was in 1980 terug, als coureur voor het gloednieuwe Osella-team. Hij zag slechts éénmaal de finishvlag, ironisch genoeg tijdens de race op Monza, maar werd voor 1981 toch ingehuurd door talentenjager Ken Tyrrell.

Bij het team van Tyrrell begon de Formule 1-campagne van Cheever pas echt. Hij scoorde punten in vijf races en de twee seizoenen daarop mocht hij uitkomen voor Ligier en Renault en scoorde acht podiumplaatsen. Zijn opvallendste prestatie zette hij echter tijdens de kwalificatie voor de Belgische Grand Prix van 1983 neer. Tijdens de sessie op vrijdag verknalde Cheever zijn snelste ronde en was daar zo kwaad over dat hij op zaterdag vijf seconden sneller was dan alle andere coureurs. Het leverde hem slechts een achtste gridpositie op omdat het op zaterdag regende, maar Cheever finishte de race wel op een mooie derde positie.

Na 1983 ging het bergafwaarts. Renault, dat Alain Prost verloor aan McLaren, besloot Cheever aan de kant te schuiven voor Patrick Tambay en Derek Warwick en de Amerikaan tekende bij Euroracing Alfa. Zijn beste resultaat gedurende de twee jaren bij dit team was een vierde plaats, voornamelijk te wijten aan de betrouwbaarheid van de motor: op een gegeven moment bliezen Cheever en teamgenoot Ricardo Patrese binnen anderhalve maand tweeëntwintig motoren op.

Na een uitstap van drie jaar bij Arrows, waarbij Cheever nog wel een paar podiumplaatsen scoorde, maar vaker naast de baan stond dan in het parc fermé, besloot hij in 1989 dat het genoeg was. In 1990 werd hij ingehuurd door Chip Ganassi om in de CART te rijden. Cheever werd direct rookie of the year, de titel voor de beste nieuwkomer in de klasse.

In zijn debuutjaar leidde Cheever de wereldberoemde Indianapolis 500 gedurende negen ronden en finishte op een mooie achtste plaats. Het was het begin van een nieuwe uitdaging: het winnen van de Indy 500. In 1998 lukte het hem eindelijk: in een Dallara zonder sponsoring reed Cheever naar de overwinning van de belangrijkste autorace op het Noordamerikaanse continent.

Tegenwoordig runt Eddie Cheever zijn eigen team: Red Bull Cheever Racing, met Alex Barron en Patrick Carpentier als coureurs. Ook rijdt hij mee in de GP Masters, een raceklasse voor ex-Formule 1-coureurs.

Submitter:  Bron: Fok!sport