Historisch: Italië 1956

De tijd dat dertig wereldkampioenschapspunten genoeg waren om de titel binnen te slepen ligt ver achter ons. Dertig punten betekende afgelopen seizoen een anonieme elfde plaats in het eindklassement, maar was bijna vijftig jaar geleden het glorieuze resultaat van keihard werken in acht gruwelijk lange races. Ieder race was een seizoen op zich, waarin coureurs de kans liepen hun auto af te moeten staan aan teamgenoten, en waarin de eindstand werkelijk niet zeker was tot alle coureurs de finishlijn waren gepasseerd.

De Italiaanse Grand Prix van 1956 is de geschiedenisboeken ingegaan als de race waarin de grote Juan-Manuel Fangio zijn vierde wereldtitel behaalde, maar de statistieken brengen andere zaken aan het licht. Stirling Moss veroverde zijn derde overwinning van zijn carrière met een gemiddelde snelheid van bijna 209 kilometer per uur en Fangio kwam twee maal in de einduitslag voor.

Pole-position voor de Italiaanse race was voor Fangio in de Lancia Ferrari, met naast hem op de eerste startrij Eugenio Castellotti en Luigi Musso, beiden in dezelfde auto's als Fangio. De wereldkampioen werd bij de start verrast door Castellotti en Musso, die er direct vandoor gingen, met Castellotti voorop. Beide coureurs waren echter zo druk met elkaar in gevecht, dat ze allebei hun banden snel versleten en al na vijf ronden naar de pits moesten voor nieuw rubber.

Dat gaf de leiding aan Stirling Moss. Slipstreamen was een belangrijk onderdeel van het racen in de vroege jaren van de Formule 1 en het ontbreken van aerodynamische hulpmiddelen als vleugels stelden coureurs in staat dicht achter de voorganger te rijden. Moss leidde een groep van vier coureurs, met Juan-Manuel Fangio, Peter Collins en Harry Schell vlak achter zich.

Fangio moest punten scoren om zijn wereldkampioenschap veilig te stellen, maar een defecte stuurstang gooide roet in het eten. Hij moest zijn wagen in de pits parkeren en wachten. Hij zou namelijk bij de volgende pitstop de wagen van teamgenoot Luigi Musso kunnen overnemen en in een gedeelde race, wat in die jaren vrij vaak voorkwam, toch de finish kunnen halen en wellicht wat punten kunnen opstrijken.

Tijdens de eerstvolgende pitstop van Musso bleef de Italiaan in zijn wagen zitten en vertrok zonder Fangio zijn stoeltje te gunnen. De wereldtitel leek nu naar een andere teamgenoot te gaan, de Brit Peter Collins. Tot ieders verbazing stapte Collins echter uit tijdens zijn laatste pitstop en liet het stuur aan Fangio, die daarmee diens tweede plaats veilig mocht stellen. Collins heeft in zijn loopbaan nooit een wereldtitel weten te bemachtigen en zijn daad tegenover Fangio wordt nog steeds beschouwd als een groots sportief gebaar.

Stirling Moss reed ondertussen nog steeds aan de leiding en leek de winst op te gaan strijken, tot hij vijf ronden voor de finish zonder benzine kwam te staan. Terwijl zijn wagen langzaam tot stilstand kwam, verscheen achter Moss teamgenoot Luigi Potti, die zijn eigen wagen tegen die van Moss zette en zijn ploegmaat naar de pits duwde. Na het ontvangen van genoeg benzine voor de laatste vijftig kilometer, stoof Moss de baan weer op, om twee ronden later te zien dat leider Musso stilviel bij het uitkomen van de Parabolica.

Moss won de race die hij uiteindelijk had verdiend te winnen. Fangio kwam, in de wagen die hij van Collins cadeau had gekregen, op een tweede plaats over de streep en werd gekroond als wereldkampioen met dertig punten, drie punten meer dan Collins. Castellotti kwam binnen op een achtste plaats in de auto waarin Fangio was gestart, die haastig was gerepareerd.